Gebedslijst
Profetieën over Nederland
*Let op: ik heb besloten om niet langer iets met inzendingen te doen, omdat de site al heel lang niet meer actief geupdate wordt. Mails zijn nog altijd welkom, maar ik zal niks meer op deze site posten.

zaterdag 6 oktober 2007

Opwekking in Troy

Bron: Een verslag van een opwekking in Troy, New York, in hetjaar 1816. Accounts of Religious Revivals, Joshua Bradley, A.M.Richard Owen Roberts, Publishers

Opwekking in Troy (New York, 1816)
“In de winter, vóór de reformatie in deze stad, was er een duidelijke ernst waar te nemen. Door personen van stand werd het een ongewoon saaie winter genoemd. Bals, feesten en tonelen van vrolijkheid waren minder veelvuldig en werden slechter bijgewoond dan vroeger. Het werk begon rond de eerste januari 1816. Een heilige gloed verscheen onder de godvruchtigen, die vermeerderd werd door voorbeelden van overtuigingen en bekeringen van zondaren. Eén hiervan had een bijzonder karakter. Het was een jonge vrouw in de morgenstond van het leven, die de jaren van volle ontwikkeling nog niet bereikt had. De dood van haar vader die enige tijd tevoren had plaatsgevonden, had een diepe en blijvende indruk op haar tedere gemoed gemaakt. Hij stierf plotseling en onverwacht en liet een troosteloze weduwe achter met een talrijke stoet van wenende en afhankelijke kinderen. Temidden van hun smarten werd dit kind vertroost, door een godvruchtige vriend die naast haar zat, met de overdenking dat God haar Vader wilde zijn, indien zij haar vertrouwen op Hem wilde stellen. De toen gemaakte indruk was blijvend; en soms werd haar gemoed daarna wakker geschud, en zo gebracht tot een besef van de schuld en dwaasheid van haar voorbije leven. Haar benauwdheid rees spoedig tot zulk een hoogte, in het gezicht van haar zonden tegen haar hemelse Vader, dat zij verplicht was haar bezigheid op te geven, zich terug te trekken in haar binnenkamer en zichzelf voor Zijn aangezicht neer te werpen. Het was op haar knieën in vurig gebed en smeking, terwijl zij haar overtredingen bekend maakte en vergeving afsmeekte, dat de God van barmhartigheid Zichzelf aan haar openbaarde als de Hoorder van het gebed en Een die de ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft. Toen stond zij op, zich verblijdende in het heil van God haar Zaligmaker, haar Vader en Vriend. Wat een bemoediging is dit voor arme, overstelpte en benauwde zondaren om zich te begeven naar de troon van Goddelijke genade en zichzelf te werpen op de Zaligmaker van zondaren! Zij boog als een overtuigde en veroordeelde zondares; en stond op onder een zoet besef van vergevende barmhartigheid; en veranderde in een heilig kind van God, vol van verwondering.

Na deze periode begonnen de invloeden van de gezegende Geest wijder verspreid te worden, en vloeiden spoedig gelijk een dauw, ‘en als een stofregen op de grasscheutjes, en als droppelen op het kruid ’ [Deut. 32:2].



Onder kinderen en jeugd verspreidde het werk van genade zich met de grootste snelheid. Grote aantallen van acht jaar oud en daarboven werden diep overtuigd van hun schuld en verdorvenheid van nature; en riepen in benauwdheid uit: ‘Wat zullen wij doen, opdat wij zalig worden? ’ Het was aandoenlijk die kleine schepselen te horen spreken van de ijdelheid en dwaasheid van hun leven – te horen spreken van de wonderen van verlos10 sende liefde – en te horen zingen: ‘Hosanna den Zone Davids, gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heeren’ [Matth. 21:9].

Hun vermaningen en gebeden voor hun kameraadjes werden bekroond met verbazingwekkende zegen. Zij bleken de begunstigde instrumenten in de handen van God te zijn om elkaar te doen ontwaken, te overtuigen en te bekeren; en in hun kleine bijeenkomsten versmolten zij allen in tranen, als zij vertelden wat God aan hun zielen gedaan had. De uitstortingen van de Goddelijke Geest werden nu algemeen en strekten zich uit tot alle klassen van burgers.

De heilige vlam verspreidde zich van huis tot huis en van hart tot hart, totdat gehele gezinnen haar gewijde invloed gevoelden. Mannen en vrouwen, ouders en kinderen, heren en dienstknechten, allen zagen hun verloren staat van nature en de noodzakelijkheid van een verandering. Onder de ontzaglijke last van hun schuld wierpen zij zichzelf aan de voet van het kruis, en bedelden en riepen om barmhartigheid. En daar kwam de Heere in barmhartigheid tot hen en richtte hen op, om zich te verblijden in het heil van het Evangelie. Hun huizen werden nu huizen voor God; hun smarten werden omgekeerd in vreugden; en hun tranen in lofgezangen.

Ondertussen werd bijna ieder deel van de stad meer of minder het schouwspel van verheven tentoonspreidingen van Goddelijke kracht en genade. Openbare bijeenkomsten op de dag des Heeren waren overvol: particuliere samenkomsten die nu iedere avond in de week gehouden werden, waren plechtig en stil als het graf. De harten van hun predikanten werden ontvlamd; de gebeden van de gemeenten waren vurig; en het gemoed van het volk scheen met diep ontzag neergebogen te worden voor de majesteit der Goddelijke genade, die de hoogmoedigste zondaar laag deed neerliggen. Het ongeloof werd beschaamd – stond verbaasd – en sloot haar mond. Nauwelijks werd een fluistering gehoord tegen een werk waarin de Goddelijke hand zo openbaar was. Het was de almachtige Verlosser Die temidden van hen voortreed in de triomfwagen van Zijn Evangelie, overwinnende en opdat Hij overwon.

Zoals er in al de werken Gods en in alle opwekkingen een grote verscheidenheid is, zo was die ook hier in de wijze van Goddelijke werking. De overtuigingen waren in het algemeen scherp en kort; en de overgangen vanuit schuld en afgrijzen dikwijls plotseling en verrukkend. Terwijl sommigen wakker geschud werden door de verschrikkingen van de wet, werden anderen gelokt door de genade van het Evangelie; terwijl de één geroepen werd door het suizen van een zachte stilte, beefde een ander onder de donderslagen van Jehovah.

Was het te doen, dan kon ik vele bemoedigende en opmerkelijke voorbeelden van bekering gedurende de voortgang van het werk, omstandig verhalen. Slechts enkele kunnen nu vermeld worden. Eén meisje van twaalf jaar oud, wiens gemoed in het begin van dit werk diep aangedaan werd door een besef van haar zonden, bleef er verscheidene weken zo aan toe, zonder enige verlichting. Van bijna alle bijeenkomsten keerde zij steeds weer overstelpt met tranen terug en scheen aan de rand van de wanhoop te grenzen. Zij zag haar kameraadjes als vuurbranden uit het vuur gerukt; en hoorde hen met verrukkingen van vreugde de genade en heerlijkheid van het Evangelie bewonderen. Maar zij werd onder hardheid van hart gelaten en zag omhoog met een onboetvaardige ziel. Eindelijk verloor zij het gezicht op haarzelf en werd overstelpt door de grenzeloze liefde van de Zone Gods, die stierf voor zulke schuldige schepselen. Tenslotte doordrong deze liefde haar gehele ziel, versmolt haar in diep berouw over haar zonden en bracht haar aan de voeten van Jezus. Nu, riep zij uit, ben ik gelukzalig in de liefde van de liefelijke Zaligmaker. Hij heeft de last van mijn zware schuld weggenomen en mij uit de duisternis in Zijn wonderbaar licht gebracht. Mijn ziel verheugt zich in Hem; alle dingen rondom mij prijzen Hem; de wereld is nieuw.

Een ander voorbeeld, nog opmerkelijker, was een jonge vrouw van ongeveer vijftien, wiens benauwdheid om de zonde verscheidene weken diep en aandoenlijk geweest was, zonder enige hoop op vergevende barmhartigheid te verkrijgen. Tenslotte werd haar gehele leven voor haar gezicht ontsluierd; zij scheen geplaatst op de rand van het verderf, met de folteringen van de verdoemden vóór haar uitgespreid, waarin zij voor haar gevoel ondergedompeld werd. Met haar zonden die haar terneer drukten en de vlammende afgrond van eeuwige ellende vóór haar, riep zij luid tot haar medelijdende Zaligmaker, om genade, genade, genade, óf zij moest voor eeuwig omkomen. Zij riep totdat zij de kracht om zich te uiten verloor en zat toen omtrent één uur sprakeloos boven de put van het verderf, door anderen ondersteund, omdat zij zo beefde. Aan het eind van dit ontzaglijke tafereel dat het hele gezin met afgrijzen vervulde, barstte zij plotseling los in verrukkingen van vreugde en lof, dat zij verlossing verkregen had. Zij was volkomen bij bewustzijn, zoals zij naderhand zei, gedurende het tijdelijke wegvallen van haar lichamelijke krachten en wist duidelijk alles wat er gebeurde. Het was een gezicht van de Heere Jezus, zei zij, de almachtige Zaligmaker van zondaren, dat haar ogenblikkelijke verlichting gaf. Hij werd aan haar oog voorgesteld in al Zijn Middelaars-heerlijkheid, als bekwaam en gewillig om volkomen zalig te maken; en haar huiverende ziel sloot Hem in de armen van het geloof, en Hij droeg haar als een vuurbrand weg uit de eeuwige gloed. Haar losgemaakte tong brak nu uit in ongekende tonen en haar vervoerde ziel scheen voor verscheidene weken eerder in de hemel dan op aarde.

Het enige overblijvende voorbeeld dat ik zal vermelden was een eerwaardige vader die in de tachtig jaar liep. Hij was opmerkelijk geweest vanwege zijn integriteit en oprechtheid gedurende de gehele loop van zijn leven; en stond waarschijnlijk even hoog vanwege zijn zedelijkheid als welke burger in deze streek ook. Maar toen hij door de verlichtende invloeden van de Heilige Geest zag dat hij zijn God veronachtzaamd had, hoé eerlijk hij ook jegens de mensen geweest was; toen hij zag dat hij het schepsel had liefgehad en gediend, meer dan Zijn Schepper; toen de zonden van zijn hart zowel als zijn leven voor zijn gezicht ontsluierd werden – werd hij ontbloot van al zijn gerechtigheid en zonk weg in zielsangst en wanhoop. O, toen werd het zijn God Die hij onteerd had! Zijn grote, zijn genadige, zijn goede God Welke hem heel zijn leven lang gevoed en gekleed had, Die hij beledigd had. Het was zijn nederbuigende, bloedende, stervende Zaligmaker Die hij geringgeschat had. Hij was een oude zondaar, ja, op de rand van de tijd, gereed om de eeuwigheid in te gaan; er was daarom geen hoop voor hem. Zodanig was de taal van zijn afgrijzen en schuld, gepaard gaande met kreunen van folterende wanhoop die verscheidene weken voortduurde. Het medegevoel en de tranen van zijn vrienden konden hem niet vertroosten. De gebeden van de dienaren van God en van de kerk konden hem niet verlossen. De bemoedigingen en beloften van het Evangelie waren niet voor hem. Hij had de eeuwige vreugden des hemels geringgeschat; en de hel scheen zich wijd te openen voor zijn eeuwige val. Hij was, lezer, een van de meest aandoenlijke gedenktekenen van benauwende schuld; wiens stromende ogen en wringende handen en kreunend hart uw binnenste ziel pijn zouden hebben gedaan. Een eerwaardige en toegenegen vader, dierbaar voor een grote en achtenswaardige familie, geacht en geliefd door allen – wankelend aan de rand van de tijd, en alles vóór hem een vreselijke eeuwigheid! In dit uur van treurige uiterste nood, toen ieder hart diep bewogen was en een eendrachtig geroep naar de troon van God opsteeg om Zijn tussenbeide komende barmhartigheid, kwam de God van barmhartigheid neder tot zijn verlossing! Hij rukte hem als een vuurbrand uit het vuur – leidde hem tot de ark der behoudenis, de Heere Jezus Christus – en stelde hem in staat op Hem zijn vertrouwen te stellen ter zaligheid. Nu was zijn wanhopige smart gelenigd, zijn stromende tranen waren opgedroogd en zijn zuchten en kreunen waren omgekeerd in lofprijzingen. Zijn bevende handen werden opgeheven naar de hemelen en zijn stamelende tong juichte luid van blijdschap. En allen verenigden zich in dankzegging en lof aan de almachtige God, voor zulke wonderlijke liefde, zulke grenzeloze genade, zulke verbazingwekkende barmhartigheid. Maar hij was een te rijke schat om lang op aarde gelaten te worden. Zijn dankbare en overlopende ziel rijpte spoedig voor de hemel. Hij kreeg een gelegenheid om zichzelf in het openbaar aan God toe te wijden en het stervensgebod van zijn verlossende Heere te gehoorzamen in banden van liefdedienst. Nadat hij zo gemeenschap met Zijn volk mocht houden, werd hij in de loop van een paar weken op een ziekbed gelegd. Daar kwijnde hij ongeveer tien dagen lang weg onder ondragelijke benauwdheid, met al de kalmte van een kind Gods en met verhelderende vooruitzichten op de gewesten der heerlijkheid.

Toen zijn ontbinding naderde, riep hij, in het volle bezit van al de krachten van zijn verstand, zijn geliefde vrouw en talrijke stoet van kinderen en kleinkinderen rond zijn bed en gaf hun zijn aartsvaderlijke zegen. Nadat hij hun allen een toegenegen vaarwel toegeroepen had en hen in vurig gebed en smeking aan zijn hemelse Vader bevolen had, legde hij, gelijk de goede oude Jakob, zijn voeten tezamen op het bed en blies de laatste adem uit met het volle vooruitzicht op een vreugdevolle overgang naar schoner en helderder werelden daarboven. O, ‘mijn ziel sterve de dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne ’ [Num. 23:10].

(...) Op de eerste dag des Heeren in mei was de eerste Avondmaalsviering van de presbyteriaanse kerk, nadat de opwekking begon. Het was een dag met mooi weer en een grote gemeente, van misschien vijftienhonderd of tweeduizend mensen, verdrong zich in de kerk. De diensten waren gepast; de aandacht was diep; alles was plechtig. Toen de ochtendoefeningen waren afgesloten, kwamen rond de honderd personen uit de gemeente naar voren, naderden de preekstoel en stelden zich daarvoor in rijen op. In deze gelederen der genade werden mannen en vrouwen gevonden, ouders en kinderen, heren en dienstknechten. Alle soorten van karakters, hogen en lagen, rijken en armen, dienstbaren en vrijen, ontmoetten hier elkaar; allemaal gedenktekenen van dezelfde rijke en soevereine genade. Het lispelende kind van tien jaar oud tot de eerwaarde patriarch van tweeëntachtig jaar toe, met een groot deel van de jeugd, vormde deze zeldzame verzameling van vrijgekochte zielen. Alzo opgesteld deden zij een openbare belijdenis van hun geloof en traden plechtig in een verbond met de Heere hun God – om de Zijne te zijn nu, en de Zijne voor eeuwig. Allen zaten tezamen neder aan de tafel van hun heerlijke Heere en herdachten Zijn stervende liefde. De gehele kerk, bestaande uit drie à vierhonderd leden, volgde de een na de ander aan verschillende tafels, totdat zij allen Avondmaal hadden gehouden met hun verhoogde Hoofd. Zo verblijdden allen zich over de wonderlijke triomfen van verlossende liefde en verzegelden hun verbintenis om des Heeren te zijn. Er werd door sommigen die aanwezig waren, opgemerkt dat zij nimmer tevoren zoveel van de hemel op aarde gezien en gevoeld hadden. Alles was ernstig en plechtig. Bijna tweeduizend mensen staarden naar de wonderen van verlossende liefde; en bijna een kwart van dat aantal vierde feest aan de tafel van barmhartigheid, terwijl zij de nederbuigende God Die hen door Zijn dierbaar bloed van de eeuwige ondergang verlost had, bewonderden en aanbaden. Gewisselijk was de Heere aan deze plaats: want de Goddelijke heerlijkheid scheen hun geesten met diep ontzag te doen neerbuigen en hun zielen te vervullen. Het was voor hen een huis Gods; het was de poort des hemels. ‘Looft de Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid ’ [Ps. 106:1].

Vanaf die periode maakte het werk van Goddelijke genade gedurende vele maanden trapsgewijze vorderingen, en heeft de meest gelukkige uitwerking gehad in het verbeteren van de maatschappelijke staat; in het beschamen van de onzedelijkheid en ondeugd; in het tezamen brengen van de burgers in banden van eenheid en liefde; en in het verenigen van hun inspanningen ter bevordering van het heerlijke Koninkrijk van onze verhoogde Heere. Een geslacht groeit nu op om Hem te dienen, een geslacht dat de hoop van de kerk en de wereld is. Zij kunnen het instrument zijn om deze schone erfenis over te brengen naar toekomstige geslachten, wanneer wij deze aarde hebben verlaten. Zo kunnen duizenden die nog niet zijn geboren, worden bereikt; en het uiteindelijke gevolg hiervan kan alleen worden gemeten door de onmetelijkheid der eeuwigheid. (...)”

Geen opmerkingen: