Gebedslijst
Profetieën over Nederland
*Let op: ik heb besloten om niet langer iets met inzendingen te doen, omdat de site al heel lang niet meer actief geupdate wordt. Mails zijn nog altijd welkom, maar ik zal niks meer op deze site posten.

donderdag 18 september 2008

Opwekkingen in de bijbel Deel II

Deel II: Opwekking in de historische boeken van het Oude Testament
Door: webmaster, gebedstrijd.blogspot.com

Dit artikel zal het verschijnsel van opwekking in het licht van de geschiedenis van het Oude Testament onderzoeken. Maar staat er wel iets in het Oude Testament over opwekking onder de Israëlieten of onder andere volken? De Heilige Geest was immers nog niet uitgestort ‘op alle vlees’? En als er niets over staat, kunnen we er dan nog wel wat van leren?

Israël in de woestijn
Onze zoektocht in het Oude Testament naar een geestelijke opwekking begint daar waar Israël een onafhankelijk volk wordt. Voordat het nageslacht van Jakob een echt volk is, kunnen we per definitie niet van een opwekking spreken. Immers, in de definitie van het fenomeen ‘opwekking’ is het ‘volk van God’ opgenomen. Opwekking is nooit een individueel gebeuren.
De Israëlieten worden pas na de doortocht door de Rietzee een echt, onafhankelijk, volk. Meteen na het ontzagwekkende wonder van het splitsen van de zee en de bevrijding van het volk, krijgen de Israëlieten, volgens Exodus 14:31, groot ontzag voor God. Ook beginnen ze te zingen voor de Heer. Dit lezen we in Exodus 15:1. Daar staat dat Mozes samen met de Israëlieten een lied zong voor de Heer. Verder lezen we in vers 20 van hetzelfde hoofdstuk dat ‘alle vrouwen’ Mirjam, de zus van Mozes, volgden in dans en het spelen op de tamboerijn.
In dit gebeuren is er duidelijk sprake van Gods soevereine en wonderlijke ingrijpen in de geschiedenis van mensen. Door de wonderen die Hij heeft verricht, is het volk vol ontzag geworden. En vervolgens ontstaat er een geweldige feeststemming. Een opwekking?
God doet een soeverein werk; het volk wordt van ontzag vervuld; men is vol vreugde over Gods goedheid; een compleet volk word gezegend! Maar natuurlijk is het geen opwekking. Want een paar regels nadat Mirjam zo vrolijk op haar tamboerijn had zitten spelen, lezen we dat het volk al weer begon te klagen. Hoewel het volk een grote zegen had mogen ontvangen, was het in het hart nog lang niet veranderd. Er was geen sprake van toewijding, heiliging en al helemaal niet van het ‘doordrenkt’ zijn van Gods levenskracht en tegenwoordigheid. God had het volk wel ontzag ingeboezemd door het doen van grote wonderen, maar niet door het innerlijk aan te spreken. Het volk bleef onveranderd.

Door de gehele geschiedenis van de woestijnreis heen zien we dat het volk onveranderd blijft. Zelfs zo erg, dat Mozes het niet meer aankan. “Als u mij dit werkelijk wilt aandoen, dood me dan liever meteen”, zegt hij in Numeri 11:15! God zegt daarop dat hij zeventig van de oudsten bij de ontmoetingstent moet samenbrengen. “Ik zal neerdalen om daar met jou te spreken, en een deel van de geest die op jou rust zal ik op hen overdragen”, beloofd God aan Mozes. In Numeri 11:24-30 lezen we dat Mozes Gods instructies opvolgt. Meteen daarop draagt de Heer een deel van zijn geest over op de zeventig oudsten, die spontaan beginnen te profeteren.
Waarom zou dit geen opwekking zijn? Wat hier gebeurt, is een soeverein werk van God. Ook worden de betrokkenen doordrongen van Gods Geest. Er is dus innerlijk iets krachtigs bij deze oudsten gebeurt. God lijkt de sluizen van de hemel te hebben geopend en Hij heeft de mensen met een speciale gave van de Geest verrast. Wat opvallend is, is dat het profeteren meer lijkt op het profeteren in het Nieuwe Testament, dan op profetie zoals dat in het Oude Testament voorkomt. Is hier dus iets Nieuwtestamentisch aan de gang? Een opwekking zoals we die kennen onder het nieuwe verbond?
Voordat we daar op ingaan, is het leerzaam om nog even stil te staan bij de verdere inhoud van het verhaal. Want, staat er, er zijn twee mannen niet bij de bijeenkomst aanwezig. Dit zijn twee van de zeventig oudsten op wie de geest valt. En, hoewel ze zich midden in het kamp van de Israëlieten bevinden, worden ook zij overrompeld door de Geest en beginnen spontaan te profeteren. Een zekere jongeman die dit ziet, verteld het aan Mozes. Jozua, die dit ook hoort, keurt het profeteren af. Is het niet zo, dat veel christenen tegenwoordig denken dat God alleen binnen de ‘samenkomst’ kan werken? En is het niet zo dat er altijd kritiek is op nieuwe bewegingen van de Geest, vooral als die niet onder het gezag van geestelijke leiders schijnt te staan? Dit is een zeer belangrijk punt om bij stil te staan!
Nu we een kort uitstapje hebben gemaakt, gaan we terug naar de vraag: is er in dit bijbelgedeelte sprake van een opwekking? Het is wel duidelijk dat de gebeurtenis zeker een ‘opwekkingsgehalte’ heeft. Toch is het niet zeker of men het wel een opwekking kan noemen. Sta bijvoorbeeld stil bij het feit dat het alleen om zeventig oudsten, dus een beperkt groepje, gaat. Verder staat er in vers 25 dat het profeteren daarna niet opnieuw is gebeurt. Men zou dus vraagtekens kunnen zetten bij de ‘duur’ van deze ‘opwekking’. Het is alsof Gods koninkrijk bij een beperkt aantal mensen, binnen een beperkte tijd doorbreekt. Daarom kies ik er niet voor om deze gebeurtenis als opwekking te beschouwen. De reikwijdte van de beweging van Gods Geest is te klein en gevolgen op maatschappelijk niveau zijn niet merkbaar. Bovendien beweegt Gods Geest niet voor de bekering en heiliging van mensen, maar puur om het leiderschap van Mozes te delegeren. Dat is dus heel wat anders dan opwekking.

De inwijding van de tempel
De volgende gelegenheid dat doet denken aan een opwekking vindt maar liefst zo’n driehonderd jaar later plaats. Het verhaal is te vinden in 1 Koningen, hoofdstuk 8. Het gaat over de inwijding van de tempel van de Heer, door koning Salomo.
Karakteristieken van deze gebeurtenis, zijn: dat de Israëlieten onder de indruk zijn van Gods grootheid; dat er om vergeving voor het volk wordt gevraagd (vs.30); dat er vreugde is over Gods daden voor het huis van David (vs.66); dat God zich in de tempel manifesteert als een wolk (vs.10) en; dat door het gebed van Salomo heen, het besef van Gods tegenwoordigheid en een verlangen naar heiligheid doorklinkt.
Hoewel er eigenschappen van een opwekking in deze gebeurtenis zitten, kan je dit verhaal niet als een voorbeeld van opwekking zien. Want het is nog maar de vraag hoe zeer de betrokkenen werkelijk in hun hart doordrenkt zijn van Gods tegenwoordigheid en leven. Verder weten we dat de bouw van de tempel voor Salomo veel zegen betekende, maar we weten niet wat het voor de maatschappij in Israël betekende. De gebeurtenis bevat wel degelijk een soeverein werk van God, maar of het volk daardoor innerlijk wordt geraakt is nog maar de vraag.
Dit doet natuurlijk niets af van het feit dat de gebeurtenis wel degelijk een opwekkingsgehalte heeft. Uit het verhaal leren we dat er tijdens opwekking sprake is van het belijden van zonden, het vragen om vergeving, en het verkrijgen van nieuwe toewijding. Een opwekking is een mijlpaal in de geschiedenis, waarin Gods verbond met de mens ontzagwekkend reëel en merkbaar dichtbij is.

Opwekkingen onder koningen?
Als we Theo Veldhuis moeten geloven (in zijn boek Opwekkingen in de geschiedenis), dan hebben er onder de koningen van Israël vier opwekkingen plaatsgehad. De eerste onder koning Asa van Juda; de tweede onder koning Joas van Juda; de derde onder koning Hizkia van Juda; de vierde onder koning Josia van Juda. Ik zal ze beknopt bij langs gaan.

De zogenaamde ‘opwekking’ onder koning Asa van Juda vinden we in 1 Koningen 15:9-24 en in 2 Kronieken 14 en 15. In de eerstgenoemde tekst is er geen spoor van opwekking te vinden. De tekst uit 2 Kronieken biedt ons wel iets meer. Daar lezen we (15:10-15) dat een bepaald aantal stammen van het volk bijeen kwamen om het verbond te vernieuwen. Er was wel vreugde en nieuwe toewijding, maar meer dan dat ook niet.

De geschiedenis over Joas, de koning van Juda, vinden we in 2 Kronieken 24:1-16. Triest genoeg kan ik het alleen laten bij de conclusie dat ook hier geen spoor van opwekking te bekennen valt.

Nu gaan we naar 2 Koningen 29-31 en Jesaja 36-39 om het koningschap van Hizkia (of ‘Jechizkia’) te onderzoeken. Onder zijn bewind gebeuren er mooie dingen: de tempeldienst wordt opnieuw serieus genomen; de pesachviering wordt in ere hersteld; er word gezorgd voor de bijdragen aan de tempel. Tegelijkertijd is het de Heer die in Zijn soevereiniteit de plannen van Hizkia zegent: God zorgt ervoor dat de offerdienst snel en soepel verloopt (29:36); dat er zeer veel mensen komen naar de pesachviering (30:12) en; dat in het onderhoud voor de priesters en levieten word voorzien (31:8-10). Er heerst in deze tijd grote vreugde over God en de mensen zijn ook bereid hun toewijding om te zetten in daden.
Er komen hier dus wel veel aspecten van opwekking naar voren: nieuwe toewijding; vreugde en ontzag voor God; wonderen, en; liefde en éénsgezindheid onder de kinderen van God. Toch kunnen we dit geen opwekking noemen, en wel om de volgende reden: een opwekking is een soeverein werk van de Heer dat begint bij het hart van God. In dit geval begint de beweging in het hart van de koning en beantwoord God deze hartsgesteldheid door zijn plannen praktisch te zegenen. Een echte opwekking komt van God uit en wat hier gebeurd kunnen we dan ook beter als een opleving van het Joodse geloof beschrijven.

De laatste koning die een beschouwing behoeft is koning Josia van Juda. Deze vinden we in 2 Kronieken 34 en 35. Zijn verhaal lijkt sterk op die van koning Hizkia. Ook Josia vernieuwt namelijk de tempeldienst en viert opnieuw pesach. Een wezenlijk verschil tussen Josia's verhaal en dat van Hizkia echter, is dat er alleen iets gebeurt bij de koning en niet bij het volk. De opleving van de geloofsbeleving vind alleen plaats in het hart van de deze ene man, Josia. Het is dus een individuele aangelegenheid, terwijl het bij Hizkia een gebeurtenis was waar heel het volk in was betrokken. Nergens lezen we dat het volk zich ook verheugt en bekeerd of opgewekt word, of iets dergelijks. Een tweede verschil is dat God niet meer zo concreet lijkt te zegenen als bij de ondernemingen van Hizkia. Doordat deze twee elementen - wonderen van God en het massale aspect - ontbreken, gaat het verhaal eigenlijk alleen om één man waarvan men zou kunnen zeggen dat hij een ‘persoonlijke opwekking’ beleeft. Er is dus in feite geen sprake van een opwekking.

Ezra en Nehemia
Veldhuis schrijft ook over ‘opwekkingen’ tijdens de gebeurtenissen die in de boeken Ezra en Nehemia zijn geschreven.
De eerste die hij noemt, haalt hij uit Ezra 5 en 6. Naar mijn mening is dit niets meer of minder dan een zoveelste mijlpaal waarin Israël Gods verbond herdenkt en zich opnieuw toewijd. Ja, God heeft ook zijn aandeel erin, maar een opwekking is het duidelijk niet.
Het tweede voorbeeld dat Veldhuis aanhaalt, staat beschreven in Nehemia 12:44-47. Na dit gedeelte drie keer te hebben gelezen, kwam ik tot de conclusie dat we dit niet serieus hoeven te nemen. Verder geeft hij Nehemia 8:18 als een voorbeeld dat er in een opwekking veel vreugde kan zijn. Opnieuw is hier niet sprake van een opwekking, maar van de vernieuwing van het verbond.

Jona de opwekkingsprediker
Tot nu toe hebben we nog niks in het Oude Testament als een opwekking kunnen bestempelen. Hier en daar zagen we verschijnselen die wel een opwekkingsgehalte hadden, maar nog niets daar van was een echte opwekking, zoals de gegeven definitie het stelt.
Het laatste voorbeeld dat we onder de loep gaan nemen is de prediking van Jona. Is dan een plaats van heidenen (Ninevé), de enige waar – in het Oude Testament - een echte opwekking is geweest? We behandelen dit verhaal vanaf hoofdstuk drie.
Jona was een onheilsprofeet. Hij profeteerde, over Ninevé, de ondergang van de stad. De bevolking antwoordde met oprecht berouw. Ook keerden ze zich om van hun goddeloze levenswandel en zeiden ze bij zichzelf; “misschien dat God van gedachte verandert en op zijn besluit terugkomt, zodat wij niet te gronde gaan” (3:9). Het resultaat was dat God inderdaad van zijn plan terugkwam en de stad spaarde.
Wat nu, vinden wij hierin van het verschijnsel van opwekking terug? Heel veel! Ten eerste was er berouw en was men bewust van schuld en zonden; ten tweede was er een sterk verlangen naar heiligheid; men besefte dat het God zelf was die sprak; men was serieus en éénsgezind (‘van hoog tot laag, iedereen’); de geestelijke sfeer van de maatschappij veranderde drastisch, enzovoorts. Bovendien begon het met Gods soevereine daad door de woorden die Jona uitsprak. Het volk werd vanuit haar doodsheid innerlijk tot leven gewekt; men reageerde echt met het hart. Ook werd de bevolking plotseling doordrongen van de waarheid van Gods woord en dat werd tot een blijvende zegen voor de betrokkenen en omgeving. Deze gebeurtenis doet dus het meest denken aan opwekking, van alle voorbeelden die we hebben behandeld in het Oude Testament!
Maar zijn er misschien nog elementen die ontbreken? Eigenlijk maar één. Want, hoe zeer zou het volk doordrenkt zijn van Gods levenskracht en tegenwoordigheid? De boodschap van de profeet was wel doorgedrongen in de harten van mensen, maar had God zichzelf ook, in zijn immanente tegenwoordigheid (Immanente tegenwoordigheid: de directe, reële aanwezigheid, in tegenstelling tot de alomtegenwoordigheid, de ‘transcendente’ tegenwoordigheid.), aan de harten van de mensen geopenbaard? Daarom beoordeel ik dit toch niet als een opwekking zoals wij die uit de kerkgeschiedenis kennen.

Oudtestamentische opwekkingen
Na de voorbeelden bij langs te zijn gegaan, is de conclusie wel duidelijk: er zijn geen opwekkingen in de geschiedenis van het Oude Testament. Tenminste niet opwekkingen zoals de definitie van ‘opwekking’ aangaf. Wel waren er bepaalde gebeurtenissen die veel van een echte opwekking in zich hadden. Dat waren vooral het verhaal over Mozes en de zeventig oudsten, en het verhaal van Ninevé. Toch kunnen we blijkbaar niet zo gemakkelijk (eigenlijk helemaal niet) zeggen dat er in het Oude Testament opwekkingen voorkomen.

De gebeurtenissen die we onder de loep hebben genomen lijken af en toe wel op een opwekking. Toch is het fenomeen in die gevallen niet compleet genoeg om een opwekking te kunnen zijn. De ene keer is het verschijnsel te kleinschalig, de andere keer word men niet in het hart geraakt. En zo zijn er steeds ontbrekende elementen. De voorvallen lijken wel op een opwekking maar zijn het niet. Het zijn steeds bepaalde details die, zo lijkt het, een doorbraak van een klein stukje van het koninkrijk van God laten zien.
Wat er, naar mijn idee, mist in de tijd van het Oude Testament, is de uitstorting van de Heilige Geest ‘op alle vlees’. Het is niet zo dat de uitstorting van de Geest niet voorkwam. Dat zien we duidelijk in het voorbeeld van Mozes en de zeventig oudsten. Maar wat wel het geval is, is dat de doop in de Geest nog niet voor het ‘gewone volk’ was. Ook in de tijd van de koningen zien we dat: die koningen waren geacht ‘gezalfd’ te zijn en dus de Geest van God te bezitten. Dit, in tegenstelling tot het volk. Verder zien we ook de ‘zalving’ op de profeten. Maar nog niet op ‘alle vlees’. De uitstorting van de Heilige Geest op allen is dan ook een gebeurtenis die bij het nieuwe verbond, het nieuwe testament hoort. Daarom zien we nog niet dat het koninkrijk van God groots doorbreekt, maar wel dat er altijd al gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die een verwijzing vormden naar de verdere doorbraak van het koninkrijk. Waarschijnlijk hebben de profetische geschriften in het Oude Testament hier meer over te zeggen.

Wat opmerkelijk is, is dat de 'echte' opwekking in het Oude Testament bij één persoon of een klein groepje personen blijft. De verbondsvernieuwingen zijn wel massaal, maar de aanraking van het innerlijk blijft bij een bepaald groepje mensen. Bij Mozes en de zeventig oudsten is het nog vrij bijzonder wat er gebeurd. Daar worden nog een aantal mensen begiftigd met de Geest. Maar daarna zijn het alleen individuen die een innerlijke 'opwekking' meemaken: de rechters, profeten en koningen die 'gezalfden' zijn. Zou het kunnen zijn, dat we van deze mensen kunnen leren hoe het is om een persoonlijke opwekking mee te maken? En zouden we van deze mensen kunnen zeggen dat wat er men hen gebeurt, van toepassing is op iedereen die bij een opwekking betrokken word? Hoe zou de kerk functioneren als we allemaal de 'geest van Mozes' hadden, de hartsgesteldheid van Salomo, of het berouw van het volk van Ninevé?

Tenslotte wil ik stilstaan bij het volgende: van de voorbeelden die we onderzocht hebben, zijn er veel die betrekking hebben op een vernieuwing van het verbond van God met Israël. Dat zien we bij de koningen Salomo, Asa, Hizkia en Josia. Zo zijn er nog wel meer momenten in de geschiedenis van Israël te noemen, die ook een verbondsvernieuwing zijn, maar geen opwekking. Denk aan de verbondsvernieuwing onder Mozes in Deuteronomium (Dt. 29-30), en onder Ezra (Nehemia 8). Uit de grote lijnen van wat de geschiedenis van het Oude Testament ons aanbied, kunnen we leren dat een opwekking een mijlpaal in de geschiedenis is, waarin Gods verbond met de mens ontzagwekkend reëel en merkbaar dichtbij komt.

Geen opmerkingen: